Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij dan, o mensenkind! zeg tot de kinderen uws volks: De gerechtigheid des [20]rechtvaardigen zal [21]hem niet redden ten dage zijner [22]overtreding; en aangaande de goddeloosheid des goddelozen, hij zal om dezelve niet [23]vallen, ten dage als hij zich van zijn goddeloosheid bekeert; en de rechtvaardige zal niet kunnen leven door dezelve [zijn [24]gerechtigheid], ten dage als hij zondigt. 20. Zie boven hfdst.3 vs.20, en hfdst.18 vs.24, met de aantekening. 21. Den voorzegden genoemden en gehouden rechtvaardige. 22. Of, zijns afvals. 23. Dat is, omkomen door mijne straffen, waarvan hier eigenlijk gesproken wordt; zie Gen.14:10. 24. Vermeld vs.12.